Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Absalom zeide tot Joab: Zie, ik heb tot u gezonden, zeggende: Kom herwaarts, dat ik u tot den koning zende, om te zeggen: Waarom ben ik van Gesur gekomen? Het ware mij goed, dat ik nog daar ware; [68]nu dan, laat mij het aangezicht des konings zien; is er dan nog [69]een misdaad in mij, zo dode hij mij. 68. Dit spreekt nu Absalom tot Joab. 69. Zo stout spreekt hij, omdat hij des konings goedertierenheid wel wist.